Het uitvoeren van het globale lichamelijk onderzoek is niet verplicht, maar wel belangrijk. Het lichamelijk onderzoek is nodig om de PG-SGA Categorie te kunnen bepalen, aangezien deze is gebaseerd op Vak 1 t/m 4 van de papieren PG-SGA (ook bekend als de PG-SGA Short Form©, dat in de Pt-Global app© overeenkomt met de onderdelen Patiënt, Gewicht, Inname, Symptomen en Activiteit) plus het lichamelijk onderzoek (Werkblad 4 in de papieren versie en tabblad Professional – Lichamelijk onderzoek in de Pt-Global app©).
Voor de numerieke PG-SGA is het belangrijk te weten dat het grootste gedeelte (doorgaans 80-90%) van de totale PG-SGA numerieke score is gebaseerd op de door de patiënt ingevulde items (de PG-SGA Short Form©).
Ook is het is belangrijk op te merken dat de spiermassa en -tonus, vetreserves en vochtstatus slechts globaal dienen te worden beoordeeld. De lichaamslocaties die in Werkblad 4 worden genoemd dienen slechts ter ondersteuning van het globale lichamelijk onderzoek en zijn niet bedoeld als verplichte items die allemaal moeten worden beoordeeld. Het totale aantal punten dat op het lichamelijk onderzoek kan worden gescoord is ook slechts 3 punten. Zelfs als men niet zeker is of het tekort matig versus ernstig is, of mild versus matig, zou het verschil slechts 1 punt zijn. Velen vinden de het uitvoeren van het lichamelijk onderzoek hierdoor minder intimiderend.
Ook kan het uitvoeren van het lichamelijk onderzoek meer inzicht geven voor de professional. Zo kan de verdeling van het verlies van spiermassa belangrijk zijn. Als de patiënt het grootste deel van haar tijd in bed of stoel verblijft, zal het verlies van spiermassa beneden de taille een combinatie van ‘disuse atrofie’ (verlies van spiermassa door gebrek aan lichamelijke activiteit) én ondervoeding zijn. Daarentegen is het verlies van spiermassa boven de taille meer gerelateerd aan ondervoeding. Daarnaast kan het lichamelijk onderzoek ook specifieke voedingstekorten aan het licht brengen die niet specifiek onderdeel zijn van de PG-SGA©, zoals schilferige dermatitis bij zinkdeficiëntie (en slechte wondgenezing), bij patiënten met chronisch hoogvolume GI verliezen, of een soortgelijke schilferende dermatitis bij tekort aan essentiële vetzuren bij een patiënt die waarbij geen lipiden zijn toegevoegd aan parenterale voeding.